Onder de noemer maatschappelijke uitvaarten verzorgen we af en toe en begrafenis van iemand die, voor zover we dan weten, geen familie heeft. Vorig jaar augustus waren de raadsels nog veel groter, toen we iemand begroeven van wie we zelfs de naam niet wisten. Nu is dat raadsel eindelijk opgelost! NN1116 heeft een naam: Dmitry Jurjevich Milyutin. Het hele verhaal van de man is nog niet bekend. Het is in elk geval een triest verhaal. Toch is er ook opluchting. Een volstrekt onbekende begraven is nogal onbevredigend. Nu weten we in elk om wie het ging. En kennen we een klein stukje van zijn verhaal. In samenwerking met journalist Istvan Kövi en tolk Elita van Vulpen kon ik gisteren zijn naam op het graf plaatsen en daarmee gelukkig de begrafenis iets verder afmaken. Zijn ouders zien hemzelf niet meer terug. Maar ze kunnen, als ze vandaag uit Rusland in Amersfoort aankomen, in elk geval zijn graf bezoeken.
Lees het verhaal in het Algemeen Dagblad.
Month: oktober 2015
François, of: een kinderhand is gauw gevuld.
13 jaar was ie, François. En met een grote blauwe beer tegen de borst geklemd zat ie naast me, op weg naar de begraafplaats. De hele week was ie al afwisselend verdrietig en opgetogen geweest. Nu eens stil in een hoekje op de bank, dan weer met zijn wijsneus vooraan, quasi-volwassen meepratend over grote-mensendingen. Daarstraks, bij het sluiten van de kist, was zijn kinderlijke verdriet hartverscheurend geweest. Maar toen ik dacht dat ik hem aan mijn belofte moest herinneren had ik het mis. Hij had er de hele week al naar uit gezien en zijn ogen gingen direct glimmen van plezier.
Zijn pleegmoeder was overleden. Hij woonde al bijna tien jaar bij haar in huis en wist niet beter of ze was zijn tweede moeder. Met veel liefde had ze hem opgevangen toen ie niet meer thuis kon wonen. En toen bleek dat hij meer dan normale aandacht nodig had, had ze daar veel voor opzij gezet en hem alle begeleiding geschonken. Hij had heel veel aan haar gehad, meer dan hij op dat moment zelf kon beseffen. En nu was ze er niet meer. Na de eerste “verkoudheid” was ze in een paar maanden tijd doodziek geworden en na twee weken op bed als een nachtkaarsje uitgegaan. Dankzij de lichte balseming lag ze er prachtig bij, dat wel. Dag aan dag zat ie naast haar, met het idee dat ze toch nog een klein beetje bij hem was. Maar dat ze nooit meer een woord zou zeggen, nooit meer een klein glimlachje zou geven, dat had François heel goed door. Anne was dood.
Hoe het verder met hem zou moeten was niet duidelijk. De oude tantes die in de laatste weken in huis geweest waren zouden over een paar dagen weer weg gaan. Zijn moeder zag ie soms maanden niet en zijn vader was te druk met zijn werk en zijn eigen besognes om François de extra zorg te geven die hij nodig had. Een opa, dat was alles wat ie nog had, daar zou ie eerst moeten wonen. Maar opa was ook al flink op leeftijd. Dat dit jongetje het nog lastig zou krijgen was me direct al duidelijk.
Ik wilde het allemaal iets minder zwaar voor hem maken. Een glimlach aan zijn adres ontspande hem soms al zichtbaar. Ik betrok hem bij de gesprekken en de keuzes. En ik gaf hem kleine opdrachten, om hem actief bezig te laten zijn met de uitvaart en alles wat eromheen gebeurde. Maar dat viel allemaal totaal in het niet bij mijn belofte op dag één. Daar had is de hele week opgetogen naar uitgekeken. Soms controleerde ie of ik het nog wel wist, donderdag mag ik…??
Ja François, donderdag mag jij voorin de rouwauto meerijden. Dan ben jij degene die helemaal tot het laatst met Anne meegaat, jij en niemand anders. Dan glommen zijn ogen. Dan vergat ie zijn verdriet eventjes en genoot alleen nog maar. Donderdag…
Met die grote beer op schoot zat ie enthousiast te genieten. Hij besefte heel goed dat Anne er niet meer was en dat hij voor het allerlaatst met haar meereed. Maar tegelijk genoot hij met volle teugen. Diep verdriet, verlicht met een groot plezier. Zo simpel kan het soms zijn.